Als ik dat had gewetenβ¦
Als beginnende fotograaf is het niet gek dat je fouten maakt. Daar leer je ten slotte beter van fotograferen. Toch kan het fijn zijn om het wiel niet volledig opnieuw te hoeven uitvinden. Daarom heb ik in deze module een aantal veelgemaakte beginnersfouten op een rij gezet.
Met deze simpele tips hoop ik dat jij een goede start kunt maken als fotograaf. Het zijn dingen die ik zelf als beginnend fotograaf in ieder geval graag had geweten.
In deze moduleβ¦
- leer je welke veelgemaakte beginnersfouten er zijn in de fotografie.
- leer je hoe jij deze fouten kunt voorkomen.
Slecht voorbereid op pad
Een goede voorbereiding is het halve werk. Dat principe geldt natuurlijk niet alleen in de fotografie, maar het is wel een beginnersfout die ik zelf ook gemaakt heb. Maar waar moet je allemaal aan denken qua voorbereiding?
- Extra accuβs β Zorg dat je altijd minimaal 1 extra accu hebt en dat die ook opgeladen is! Ik leg zelf mijn accuβs de avond voor een shoot al in de lader. Zeker op dagen dat het wat kouder is, zal een accu snel leeg zijn. Zonde als je net op dat moment een prachtige foto voor ogen hebt.
- Geheugenkaarten β Bedenk van te voren wat je gaat schieten. Enkel JPG bestanden, dan is een kleine geheugenkaart prima. Ben je van plan om ook 4K video-opnames te gaan maken, zorg dan dat je een goede geheugenkaart hebt die groot en snel genoeg is!
- Controleer het weer β Bekijk de dag van te voren hoe het weer de volgende dag gaat zijn. Regen op komst, zorg dat je dan de juiste kleding klaarlegt of eventueel lensbescherming meeneemt.
- Schoonmaakset β Zorg dat je een schoonmaakset hebt om je lens en camera schoon te houden. Achteraf vlekjes terug zien in je fotoβs is gewoon zonde en simpel te voorkomen.
- De juiste tijd kiezen β Bedenk van te voren welk moment van de dag je op pad gaat. Midden op de dag is meestal niet het allerbeste licht. Daarnaast kan het bijvoorbeeld bij toeristische attracties heel druk zijn. Een moment meer aan het begin of einde van de dag zorgt ervoor dat je beter licht hebt en er hopelijk wat minder mensen door je beeld lopen.
- Accessoires afstemmen β Ga je landschappen fotograferen, dan is het wellicht handig om een goed statief mee te nemen. Wil je portretten schieten, zorg dan dat je de juiste lenzen meeneemt. Bedenk wat je gaat fotograferen en stem de camera accessoires die je nodig hebt daarop af.
Over- of onderbelichting
Als je net begint met fotograferen is de kans groot dat jouw camera op de automatische stand staat. Niet omdat je dat zo prettig vindt, maar omdat zelf een correcte belichting instellen vaak niet goed lukt en tot onder- of overbelichting leidt.
Als jij alle modules in deze informatie hub gelezen hebt, ben je op de hoogte van de basisbegrippen die zorgen voor een correcte belichting. Ik heb het dan over diafragma, sluitertijd en ISO-waarde.
Door een combinatie van deze drie instellingen, zorg je voor een correcte belichting. De exacte getallen zijn hierbij (zeker als beginnend fotograaf), minder van belang. Belangrijker is om te zorgen dat de getallen binnen een bepaald bereik blijven.
Zo wil je bijvoorbeeld geen mega trage sluitertijden gebruiken. Dit zorgt voor bewegingsonscherpte als je uit de hand fotografeert. Ik hou zelf altijd 1/100e seconde aan als minimale sluitertijd. Uiteraard hangt dit ook af van hoe ver je bent ingezoomd. Hoe verder je inzoomt, hoe sneller de sluitertijd moet zijn om geen bewegingsonscherpte te krijgen.
Als we kijken naar ISO-waarde, dan wil je deze kort gezegd altijd zo laag mogelijk houden. Dit voorkomt ruis in je fotoβs. Zeker als je buiten fotografeert met voldoende licht, is het belangrijk om de ISO-waarde op of rond de 100 te houden.
Ik raad beginnende fotografen aan om te starten met een semi-automatische stand. In deze standen helpt de camera jou bij het bepalen van de correcte belichting. De camera standen de ik aanraad zijn sluitertijdvoorkeuze en diafragmavoorkeuze.
- Sluitertijdvoorkeuze β Jij bepaald de ISO-waarde en de sluitertijd. De camera zoekt daar een diafragma-opening bij om een technisch correcte belichting te krijgen. In deze stand kun je werken met tijd. Wil je het beeld bevriezen of juist beweging laten zien.
- Diafragmavoorkeuze β Jij bepaald de ISO-waarde en het diafragma. De camera zoekt daar een sluitertijd bij om een technisch correcte belichting te krijgen. In deze stand kun je werken met scherptediepte. Wil je alles van voor- tot achtergrond scherp in de foto, of wil je werken met een onscherpe achtergrond.
Om invloed uit te oefenen op het eindresultaat, maak je gebruik van belichtingscompensatie. Hiermee kun je het beeld lichter of donkerder maken. De belichtingscompensatie werkt met het begrip stops. In de module βbasisbegrippenβ, lees je daar meer over.
Onjuiste witbalans
Een onjuiste witbalans zorgt voor een totaal andere sfeer in jouw foto. Te geel en je krijgt een warme uitstraling. Te blauw en de sfeer wordt wat koeltjes. Welke witbalans je moet gebruiken hangt direct samen met de gebruikte lichtbron.
Elke lichtbron heeft een andere kleur. Dit heeft invloed op hoe kleuren, vooral wit, eruitzien. Om te zorgen dat wit er ook echt wit uitziet, passen we de witbalans in de camera aan. Met deze instelling vertel je de camera welk soort licht er is, zodat wit niet gelig of blauwachtig lijkt.
In de meeste cameraβs kun je prima gebruik maken van auto-witbalans (). Hierdoor zal de camera zelf een inschatting maken wat voor lichtbron er gebruikt is en hoe daarvoor gecorrigeerd moet worden. Zeker als je fotografeert in RAW, is auto-witbalans de beste keuze. Je kunt dan namelijk achteraf in de fotobewerking nog zonder verlies van kwaliteit de witbalans finetunen.
Soms is het handig om de witbalans zelf in te stellen, bijvoorbeeld bij studiofotografie als je gebruik maakt van flitslicht (), of in situaties waar het licht steeds hetzelfde blijft. Door de witbalans handmatig te kiezen, weet je zeker dat alle fotoβs dezelfde kleuren tonen. Dit is vooral belangrijk als je in JPG fotografeert, want dan kun je de witbalans later niet meer aanpassen.
Onscherpe fotoβs
Als je begint met fotograferen is het wel zo prettig om scherpe fotoβs te maken. Toch zie je vaak dat het bij beginnende fotografen niet altijd lukt. Meestal zijn daar verschillende redenen voor aan te wijzen. Hieronder een paar voorbeelden.
- Te lange sluitertijd β Dit is toch wel de meest gemaakte fout. Een te lange sluitertijd waardoor er bewegingsonscherpte ontstaat door eigen bewegingen van de fotograaf. Een goede vuistregel is om altijd een sluitertijd van minimaal 1 / brandpuntsafstand aan te houden. Voorbeeld: fotografeer je op 100mm, dan is een sluitertijd van minimaal 1/100e seconde aan te raden.
- Te kleine scherpstelafstand β Elke lens heeft een minimale scherpstelafstand. Dit betekent dat je minimaal die afstand tot je onderwerp moet houden om te kunnen scherpstellen. Kom je te dichtbij, dan is het beeld onscherp. Wil je heel dichtbij kunnen scherpstellen, gebruik dan een macrolens.
- Te groot diafragma β Als je het diafragma heel wijd open zet, komt er lekker veel licht binnen. Het scherptediepte vlak wordt echter kleiner. Als je ook nog een langer brandpuntsafstand gebruikt en erg dichtbij scherp stelt, wordt het scherptediepte vlak zo klein, dat eigenlijk niets meer scherp is.
- βVerkeerdeβ scherpstelmodus β Een camera heeft verschillende manieren om scherp te stellen. De bekendste zijn AF-S en AF-C (soms heten ze iets anders, afhankelijk van het cameramerk). AF-S staat voor AutoFocus-Single. Hierbij stelt de camera één keer scherp en stopt dan. Als je de camera daarna beweegt, kan het scherpstelpunt verschuiven en wordt het onderwerp onscherp. AF-C staat voor AutoFocus-Continuous. In deze modus blijft de camera scherpstellen zolang je de ontspanknop half ingedrukt houdt, tot je de foto maakt. AF-S gebruik je voor niet bewegende onderwerpen, AF-C daarentegen gebruik je voor onderwerpen die bewegen.
Slechte composities
In de module βcompositie en kadreringβ hebben we het uitvoerig gehad over belangrijke compositieregels. Deze kun je toepassen om je beelden sprekender te maken. Hieronder heb ik een lijst gemaakt met enkele veelvoorkomende fouten in de composities van beginnende fotografen.
- Onderwerp in het midden β Veel beginnende fotografen plaatsen het hoofdonderwerp in het midden van de foto. Hoewel dit niet altijd fout is, zorgt het wel voor een minder dynamisch beeld. Door bijvoorbeeld gebruik te maken van de regel van derden, kun je dit oplossen.
- Te drukke achtergrond β Bij startende fotografen kom je vaak veel afleiding tegen in de achtergrond van een foto. Drukke lijnen, bomen die uit het hoofd van je onderwerp lijken te groeien of felle kleuren die afleiden (een rode brandweerwagen). Probeer tijdens het fotograferen dus niet alleen op de voor- maar ook de achtergrond te letten.
- Scheve horizon β Een scheve horizon is wellicht 1 van de meest gemaakte fouten. Zeker bij fotoβs waar een duidelijke horizon zichtbaar is, valt het extra op als deze scheef staat. Maak gebruik van hulplijnen op de camera om dit probleem op te lossen of pas het achteraf aan in de fotobewerking.
- βWaar zijn de voetenβ β Bij het fotograferen van mensen, is het belangrijk dat je geen rare uitsneden maakt. Alleen de voeten of handen die missen, dan ziet dat er al snel ongemakkelijk uit. Leer dus waar je portretten kunt bijsnijden.
- Te weinig ademruimte β Zet je onderwerp niet te dicht bij de rand van de foto. Dit voelt al snel ongemakkelijk en creΓ«ert spanning in de foto.
Vergeten van ISO-instellingen
Stel, je hebt in de avond prachtige fotoβs gemaakt. Je moest hiervoor wel je ISO-waarde flink verhogen om een goede belichting te krijgen. De volgende dag is het een zonnige dag en je besluit weer op pad te gaan met je camera.
Thuis laad je de fotoβs op de computer en dan zie je het: overal ruis. De hoge ISO-waarde van de vorige avond heeft voor ruis gezorgd in de fotoβs. Dit had je kunnen voorkomen, want op een zonnige dag is er genoeg licht en kun je de ISO laag houden, bijvoorbeeld op ISO 100.
Overdreven fotobewerking
Als je net begint met fotograferen kom je op een gegeven moment ook in aanraking met fotobewerking. Ik weet nog goed hoe ik zelf mega enthousiast was om de beelden die ik had geschoten nog βmooierβ te maken.
Kijk ik nu terug op mijn eerste fotobewerking ervaringen, dan kan ik kort zijn. Alle bewerking waren nogal over-the-top⦠oftewel, veel en veel te heftig. De beelden oogde niet natuurlijk meer. Nu weet ik dat iedereen een eigen smaak heeft, maar als ik je 1 ding mag aanraden, draai de bewerkingen die je uitvoert minimaal terug naar 50% van je initiële bewerking.
Hieronder een lijstje met enkele veel voorkomende over-the-top fotobewerkingen.
- Te veel verzadiging β Lekker felle kleuren, wie houdt er niet van. Maar een knal oranje hoofd oogt nu eenmaal niet natuurlijk. Wees subtiel met verzadiging en gebruik het met mate. Eventueel kun je ervoor kiezen om alleen bepaalde kleuren te verzadigen.
- Contrast β Een krachtige foto heeft vaak een sterk contrast. Toch is het belangrijk subtiel te zijn in hoeveel contrast en met name waar in de foto je het toevoegt. Voeg je teveel contrast toe, dan verlies je details in de lichte en donkere delen van de foto.
- Verscherpen β Het verscherpen van een foto (zeker een RAW-bestand) is onderdeel van de fotobewerking. Probeer subtiel te zijn in je verscherping. Bedenk ook waar de foto uiteindelijk getoond zal worden. Enkel op een beeldscherm, dan hoef je minder te verscherpen dan als het een print op canvas gaat worden.
- Retoucheren β Een paar pukkeltjes wegpoetsen, wie doet het niet. Rimpels verwijderen, dat kan eventueel ook nog. Wederom, hou het subtiel. Je ziet al snel als er teveel gekunsteld is en alles gladgestreken is.
Onjuist vasthouden van de camera
Een veelgemaakte fout is het onjuist vasthouden van de camera. Door de camera niet op de correcte manier vast te houden, riskeer je (zeker bij langere sluitertijden) bewegingsonscherpte in je fotoβs.
Om dit te voorkomen, houd je de camera altijd met twee handen vast: één hand om de camera en de andere ondersteunend onder de lens. Druk je ellebogen tegen je lichaam om extra stabiliteit te krijgen en maak van jezelf een statief. Zo heb je minder snel last van kleine bewegingen en kun je met langzamere sluitertijden uit de hand blijven fotograferen.
Slecht weer als excuus gebruiken
Veel mensen blijven binnen als het slecht weer is, maar juist dan schiet je de mooiste en unieke fotoβs. Bijvoorbeeld met lichte bewolking. Het licht krijgt dan meer diepte en richting, wat je fotoβs een zachtere, natuurlijke uitstraling geeft.
Of na een regenbui. De natuur ziet er dan vaak op zijn best uit. De kleuren zijn intenser, waterdruppels voegen mooie details toe en weerspiegelingen in plassen geven extra dimensie aan je fotoβs. Mist, stormachtige wolken of regen kunnen juist weer dramatische effecten toevoegen.
Kortom, het weer hoeft geen obstakel te zijn. In tegendeel, het kan juist je fotoβs een bijzonder karakter geven. Iet wat je op zonnige dagen niet snel vindt.
Apparatuur de schuld geven
Veel beginnende fotografen maken de fout om hun apparatuur de schuld te geven wanneer een foto niet goed gelukt is. Het is dan heel verleidelijk om te denken dat een betere camera of een duurdere lens automatisch mooiere fotoβs oplevert.
Ik ben zelf in de beginfase van mijn fotografie leven meerdere keren in deze val getrapt. Een nieuwe lens of andere camera accessoire ging absoluut het verschil maken. Tot je tot de conclusie komt, dat het allemaal maar weinig met gear te maken heeft.
Hoewel kwaliteitsapparatuur zeker kan helpen in bepaalde situaties, ligt de kracht van een goede foto vooral in de techniek en het inzicht van de fotograaf zelf. In jezelf investeren met cursussen en workshops is dus een veel betere keuze!
Ook met een wat eenvoudigere camera kun je namelijk prachtige beelden vastleggen, zolang je goed nadenkt over hoe je het beeld opbouwt en wat je wilt laten zien. Door eerst alles uit je huidige apparatuur te halen, weet je vaak ook beter wat je echt nodig hebt.